Historie

De eerste Amsterdamse Openbare Leeszaal en Bibliotheek ging open op 8 februari 1919. Lees alles over de geschiedenis van de OBA.
Jaren twintig: het begin

Het fenomeen bibliotheek bestaat al vanaf de oudheid. Maar een bibliotheek waarbij iedereen toegang heeft tot informatie bestaat pas sinds begin vorige eeuw. De eerste Amsterdamse Openbare Leeszaal en Bibliotheek ging open op 8 februari 1919. Een roerige periode ging hieraan vooraf. Opvallend was dat politici en bibliothecarissen twijfelden over het nut en de juistheid van laagdrempelige toegang tot informatie. In 1912 uitte Eerste Kamerlid Van der Biessen zijn zorgen. Hij was bang voor schadelijke invloeden als het publiek in aanraking zou komen met de lectuur van ‘lichte zeden'. Bibliotheekdeskundige Van der Hake had bezwaren omdat het op goed geluk bladeren alleen maar zou leiden tot een oppervlakkige kennis van boeken.

Door alle onrust en financiële tegenslagen vooraf was Amsterdam laat met het openen van haar eerste Openbare Leeszaal en Bibliotheek op de Keizersgracht. Andere Nederlandse steden waren er veel sneller bij. Het voordeel was dat de bibliotheek daardoor een modern karakter had. Er was een studiezaal, een krantenzaal, een gespecialiseerde studieafdelingen in handel, economie en techniek en een muziek- en blindenbibliotheek. Animo voor de leeszaal was er genoeg, er stonden rijen mensen te wachten voor een plekje om een boek te kunnen lezen. Plaatsgebrek was een veel gehoorde klacht. Ook waren er te weinig boeken. En dus kon uitbreiding niet uitblijven. Steeds meer lezers, steeds meer boeken en steeds meer vestigingen.
Jaren dertig: de economische crisis
In 1930 waren er zes officiële vestigingen en 49 wisselbibliotheken, improvisorisch ingerichte ruimtes om toch de leeshonger te kunnen stillen. Een trouwe bezoeker van de Centrale Bibliotheek was Joop den Uyl. Hij noemde de OBA 'een nobel bedrijf'. De economische crisis en de massale werkloosheid van de jaren dertig hadden zijn weerslag op de bibliotheken. Veel van wat was opgebouwd, ging door bezuinigingen weer verloren.
Jaren veertig: de Tweede Wereldoorlog

Duitse troepen bezetten Nederland in 1940. Al snel ontving de OBA-directrice, Annie Gebhard, een brief van het Ministerie van Onderwijs, Kunst en Wetenschappen in opdracht van de Rijkscommissaris. De OBA moest boeken uit de leencollectie verwijderen. Hieronder viel alle lectuur met vijandelijk inhoud tegen Hitler, de NSB, de Duitse staat of het Duitse volk. Ook het kinderboek De zoon van Dik Trom mocht niet blijven, wegens een passage waarin hij 'Leve de Koningin' zingt. Per 1 maart 1941 moest de bibliotheek alle Joodse functionarissen ontslaan. Een paar maanden later mochten Joden de bibliotheken niet meer betreden.
Op 5 mei 1945 was ook Noord Nederland eindelijk vrij. De verboden boeken werden door de bibliotheek medewerkers direct tevoorschijn gehaald. De OBA ontving aan het einde van de maand al de eerste zending van Britse en Amerikaanse boeken en kranten.
Jaren vijftig: concurrentie
In deze tijd waren er naast de OBA ook veel kleinere, particuliere bibliotheken. Ze waren meestal gevestigd in kantoorboekhandels en hun collectie bestond met name uit lichte ontspanningscultuur. Ze klaagden over oneerlijk concurrentie van de Openbare Bibliotheek.
Jaren zestig: toenemende welvaart

Nederlanders werden rijker en gingen vaker over tot het kopen van boeken, met name de opkomende pocketboeken. De OBA nam daarnaast de ‘lichte lectuur' op in de collectie en bediende daarmee een groter publiek. Hierdoor verdwenen de kleinere, concurrerende winkelbibliotheken langzaamaan.
Jaren zeventig: politieke steun

De OBA begon te streven naar spreiding en laagdrempeligheid door meer een buurtinstelling te worden. In 1975 kwam er een omslagpunt, toen het kabinet Den Uyl de Nieuwe Wet op het Openbare Bibliotheekwerk invoerde. De kern van de wet was dat de bibliotheek nu werd gezien als een basisvoorziening, iedereen moest er gebruik van kunnen maken. Dit kwam met name door Wim Meijer, staatssecretaris van Cultuur, die een rotsvast geloof had in het bibliotheekwezen en buurtwerk. Hij zag ze als ideale instrumenten voor de verspreiding van kennis. In 1977 verhuisde de Centrale Bibliotheek naar de Prinsengracht. De premier, Joop den Uyl, opende de nieuwe vestiging.
Jaren tachtig: forse bezuinigingen
Een nieuwe economische crisis kenmerkte deze tijd. Helaas zag de politiek de Openbare Bibliotheek als ideale bezuinigingspost. De gevolgen: twaalf van de achtentwintig filialen moesten misschien sluiten, een mogelijke verhoging van het leengeld en kortingen op het budget ter aanschaf van nieuw materiaal. De regering schrapte de wet waarin de bibliotheek werd gezien als basisvoorziening. Uiteindelijk moesten zeven OBA-vestigingen de deuren sluiten.
Van de jaren negentig tot nu

In de jaren negentig ging de OBA digitaliseren en daarna brak een nieuw millennium aan. Op 07/07/2007 opende de nieuwe Centrale Bibliotheek haar deuren op Oosterdokseiland.
De OBA bestaat nu uit OBA Oosterdok en 26 OBA-vestigingen, en is een informatiecentrum geworden. Het culturele aanbod is flink uitgebreid. De collectie is multimediaal: deze bestaat allang niet meer uit boeken en kranten alleen. Hiermee speelt de OBA in op de behoefte van de consument, die naast het lezen van boeken ook tijd gebruikt voor internet, games, muziek, films en televisie. De belangrijkste voorwaarde om haar rol ook in de toekomst te kunnen blijven vervullen is een overheid die dat weet te waarderen.
(Bron: Een nobel bedrijf, Vijfenzeventig jaar Openbare Bibliotheek Amsterdam, 1919-1994, Zwaap, R.)